Overal last van hebben
En het niet meer kunnen
Bolwerken in haar Hoofd
(ALtijd) Alles zelf moeten oplossen
Een gedreven jonge vrouw, die een eigen, goedlopend bedrijf had, een relatie en twee kinderen, begon overal last van te krijgen: overal leek ze in tegengewerkt te worden en ze voelde geen steun. Ze was boos op haar naasten dat ze niet inzagen dat ze iemand nodig had. Maar ze wilde het ook niet laten merken, want ze moest ook door. Haar gezin en haar bedrijf vroegen veel van haar. En eigenlijk zodanig dat ze het niet meer kon bolwerken in haar hoofd. Ze viel steeds meer uit, werd korter af, afstandelijker, maar zo was ze nooit.
Haar jeugd
In haar jeugd liep ze altijd op haar tenen. Haar ouders verwachtten veel van haar. Ondertussen ging de aandacht naar haar broertje, die meervoudig gehandicapt was. Zij moest zichzelf redden. Immers, er mankeerde niks met haar.
Uit huis gaan
Ze was blij toen ze met haar eerste vriend, die later de vader van haar kinderen zou worden, het huis uitging, op hunzelf wonen. Ze hoopte de aandacht te krijgen die ze thuis had gemist. Maar die kwam maar niet. Kinderen zouden dat gevoel wel brengen in haar thuissituatie. Maar na de tweede merkte ze dat er niet veel veranderde. Heel veel verwachtingen, waardoor zij leek onder te sneeuwen. Dat compenseerde ze in haar werk, waarin ze begon te excelleren, waardoor de relatie met haar man strandde. Ze waren te ver van elkaar af gegroeid.
Nieuwe partner, zelfde patroon
Ze ontmoette een nieuwe man, maar merkte hetzelfde patroon. Ze mistte iets en kon zich nooit volledig ontspannen en geven bij haar partner. Ondanks dat het een schat van een man was. Ze voelde zich zelfs schuldig. En alles begon eronder te leiden.
Vorig Leven
Ze kwam in een vorig leven waarin ze de vrouw was van de stamleider. Een gelukkige groep mensen leefden in vrijheid en met de natuur samen. Haar man was zacht en altijd bereid om te praten, wilde altijd het beste voor de groep en stond altijd open voor zijn vrouw haar mening. Een gelijkwaardige relatie ondanks de verschillen.
Tot op een dag van ver er westerse mannen kwamen aangereden op een rustige manier. Haar man vertrouwde het, terwijl zij er een naar gevoel bij had. Ze wilde weg, moest weg, maar haar man bleef zo rustig en doordat hij zo rustig bleef, bleven alle andere leden ook rustig.
Het moment dat de mannen op een korte afstand waren, trokken zij hun geweren en begonnen te schieten op de mannen. Haar man werd vastgepakt en meerdere malen gestoken, waarna zij gedood werd door een kogel in haar rug. Ze eindigde op de grond, terwijl ze naar haar stervende man lag te kijken. Opstaan moest ze om hem te helpen. Gewoon weer opstaan en doorgaan, je man helpen, verzorgen, de overige leden van de groep verzorgen en dan weer opbouwen. Het sterfmoment bleef zich herhalen. Ze moest opstaan. Ze moest blijven staan. Ze moest bij haar man komen.
Nadat ze haar lichaam verlaat kijkt ze terug op haar lichaam en alle destructie die aangericht is. Ze besluit daar nooit meer iemand voor haar te laten beslissen. Zelf alles oplossen, juist geen steun nodig hebben, niemand nodig hebben. Volledige controle. Iets wat ze daar wel nodig had, maar in het hier en nu totaal niet meer.
Vlak voor het Licht ontmoet ze haar man uit dat leven. Hij was nog niet overgegaan en wachtte op haar, omdat hij haar niet goed beschermd had, niet naar haar had geluisterd. Samen stapten ze in het Licht waar ze verwelkomd werden door de stamleden. Alles was weer goed en ze waren weer samen en gunden haar een ontspannen leven, waarin er juist meer naar haar geluisterd mag worden En minder hard werken zou haar relatie met de gezinsleden ook verbeteren. Het was net dat zetje om iemand in te gaan huren voor een deel van de werkzaamheden, waardoor ze meer tijd voor thuis zou overhouden.